Oma's antieke theepot

‘Dat ding ziet er ook niet meer uit zeg, heb je dat gezien Pia?’ Vanuit de kamer klonk wat gestommel en toen kwam Pia de keuken in. ‘Dat is gewoon thee Henk’.

Henk keek nogmaals in de theepot, vervolgens naar Pia en zei ‘dit ziet er goor uit, kunnen we dat oude ding niet gewoon weg mieteren?’

Even bleef het ijzig stil. Pia probeerde tot 10 te tellen en haar kalmte te bewaren, maar dat mislukte jammerlijk. ‘Weg mieteren? Weg mieteren? Ik zal jou weg mieteren! Dat “oude ding” is de antieke theepot van mijn overgrootmoeder. Er zit gewoon een laagje aan de wand, gebruikssporen noemen ze dat. Die heb jij ook hoor!’

Henk keek haar aan en haalde zijn schouders op. ‘Is er dan misschien een manier om die gebruikssporen weg te krijgen?’

Pia kalmeerde enigszins en somde een aantal mogelijke oplossingen op die ze ooit van haar oma zaliger had geleerd. ‘Je kunt het proberen met bleekwater. Daarna natuurlijk wel goed naspoelen. Of met een steradenttablet, maar ja je hebt geen kunstgebit dus die hebben we niet in huis. Of gewoon zout bij het water en hard schudden.’ 
Henk dacht even na en stuurde Pia de keuken uit. ‘Ga jij maar weer lekker zitten schat, ik ga dit varkentje wel even wassen, jij krijgt straks een bakkie thee uit een schone pot!’


Wat later kwam Henk de kamer in met twee kopjes thee en gaf er een aan Pia. Ze nam een slokje maar spuwde het direct weer uit. ‘Wat heb je met die thee gedaan, die smaakt vreselijk!’ Henk keek haar verbaast aan. ‘Hoe bedoel je? Ik heb niets met de thee gedaan. Ik heb gewoon water met zout gekookt, theezakje erin en hard geschud. Precies zoals jij zei. Het is ook nooit goed!’


©Anja, mei 2019

Een verhaal voor de WE-300. De WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Het woord voor de maand mei is: aanslag. Lees meer over de WE-300 op Platoonline.

Die twee...


Een doordeweekse avond, hangend op de bank, helemaal verdiept in een spannende film. Plotseling een hoop kabaal, er vliegt iets roods voorbij dat landt op de salontafel, daar overheen schuift en met een zweefduik in de vensterbank springt. 
Ondergetekende schrikt zich het leplazerus maar weet dat er nog meer komt. De gedachte is nog niet geboren of zzzoefffffff. Dit is grijs gestreept, rent via de bank op de vensterbank, springt over haar broer en hopla de gordijnen in. 
‘Neeeeee, durrrrruit!’ Ik spring overeind, en dat is het startschot voor hetzelfde ritueel maar dan de andere kant op. Ik hoor nagels over het laminaat, een bonk als ze door de snelheid de bocht niet halen en tegen de slaapkamerdeur opknallen, gevolgd door een oorverdovende stilte. 

Oké, ik sta nu toch dus gelijk maar wat te drinken pakken. Ik doe de koelkast open en hoor een geluid alsof er een kudde wilde paarden door de gang dendert. Terwijl ik de fles pak en de deur dicht wil doen, schiet er iets de koelkast in. Het is zuslief, om te kijken of er iets te smikkelen valt. Broerlief zit achter me, met zijn liefste blik, even denk ik dat hij grijnst.  
‘Jullie wachten nog maar een uurtje op eten’ zeg ik, terug sloffend naar mijn plekje op de bank.

Een kwartier later, de film is nu erg spannend, besluiten die twee over te gaan tot drastischer maatregelen. Broer springt op het tv-meubel en gaat recht voor de tv zitten. Zuslief zit strategisch naast de vaas met bloemen. Beiden kijken me aan met een duistere blik. ‘Denk je echt dat jij dit gaat winnen’?

Zuchtend geef ik me gewonnen en geef die twee eten. Tien minuten later kruipen ze spinnend op schoot en kijken we naar de aftiteling van de film.






©Anja, maart 2019

Een verhaal voor de WE-300. De WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Het woord voor de maand maart is: klieren. Lees meer over de WE-300 op Platoonline.

Is geluk te koop?

Tegenwoordig is wit de kleur van geld. Het produceren en distribueren van heroïne en cocaïne levert kapitalen op voor de grote bazen. Behalve in luxe villa’s steken ze dat geld in de wapenhandel en hiermee in het ondersteunen van extreme, militante groeperingen. 

Hetzelfde geldt voor dat andere witte product: ivoor. U denkt toch niet dat de olifant zijn slagtanden heeft geruild voor een bak sappige groene bladeren? Olifanten worden met honderden tegelijk afgeslacht voor hun slagtanden. Dit levert de stropers duizenden dollars op. En die dollars worden gebruikt om nog meer wapens te kopen.

De mens is inventief. In oorlogsgebieden of landen waar het uitkomen voor je mening je voorgoed (mond)dood maakt, verkopen ‘mensen’ voor veel geld tickets naar het paradijs. De lokale bevolking verkoopt huis en haard, en met alleen de kleding die ze aan hebben stappen ze in een bootje. De kans dat ze de tijdens de overtocht verdrinken of verdrukt worden, is groot. Toch wagen ze de stap, met vrouw en kinderen, alles achterlatend wat ze hadden. Een totaal onbekende toekomst tegemoet. Wat de mensenhandelaren er niet bij vertellen is dat de deuren van dat paradijs over het algemeen op slot zitten. En dat ze in dat paradijs echt niet met open armen worden ontvangen. Maar alles is beter dan leven in oorlog, armoede en geweld.

Persoonlijk hou ik mijn hart vast voor wat er over een half jaar voor nieuwe goederen of diensten worden aangeboden.



©Anja, september 2015


Een verhaal voor de WE-300. De WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Het woord voor de maand september is: handelen. Lees meer over de WE-300 op Platoonline.

Herhaalt de geschiedenis zich?

“Mama, vertel nog eens over jouw vlucht!” Freya kijkt haar dochter glimlachend aan. Ze heeft het verhaal al tientallen keren verteld en wil de gebeurtenissen het liefst uit haar geheugen wissen. ”Oké”, zegt ze, “kom maar zitten en luister”.

September 2001, na de aanslagen in New York. Meneer W., lid van de Tweede Kamer, begon op niet mis te verstane wijze de Islam de schuld te geven van de aanslagen. Niet alleen de terroristen, maar alle moslims.

In 2008 werd Nederland getroffen door de economische crisis. En weer was daar meneer W., die de oorzaak van de crisis zocht bij de aanwezigheid van allochtone mensen in Nederland. Als deze buitenlanders naar hun eigen land zouden oprotten, hadden ‘wij Nederlanders’ het weer goed.

In 2015 ging het mis. Er kwamen veel vluchtelingen naar Europa, op zoek naar een veilig bestaan. Voor meneer W. de uitgelezen kans zijn greep naar de macht te doen. Het zaad van zijn haatzaaierij, generalisatie en domme, racistische uitspraken vond een gretige voedingsbodem bij een deel van de Nederlanders. Een té groot deel, zoals bleek tijdens de verkiezingen in 2016. Hij werd minister-president.

Binnen een jaar werd het koninkrijk der Nederlanden een republiek. Alle allochtonen werden het land uitgezet, zonder pardon. Alle werkloze Nederlanders werden voor de keuze gesteld: gratis arbeid of wegwezen. Ouderenzorg… hij sloot alle bejaardencentra. Oudjes moesten bij hun familie wonen of in de kampen die er voor ingericht zijn.

“Toen hij begon over een ‘bijzonder ras’ was de maat vol”, zegt Freya. Wij zijn, net als veel andere Nederlanders, gevlucht. Naar landen in Europa en daarbuiten, waar nog wel een democratie is.

“Maar mama, dat kan nu toch niet meer gebeuren dat zo’n enge man aan de macht komt?”. Freya huivert. “Ik hoop het niet schatje, maar dat dachten we toen ook…”.


©Anja, oktober 2015


Een verhaal voor de WE-300. De WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Het woord voor de maand oktober is: nadenken. Lees meer over de WE-300 op Platoonline.

Wat pubers (w)eten


“Nienke, Pieter, opschieten! Het ontbijt staat klaar, jullie moeten zo naar school.” Er volgt een korte stilte en dan komt er een wervelstorm de trap af. De twee pubers smijten hun rugzakken de gang in en stormen de keuken in.

“Mam!! Waarom geef je ons een ei bij het ontbijt? Weet je niet hoe slecht dat is? Wil je dat we over vijf jaar een te hoog cholesterolgehalte hebben?” Nienke doet er nog een schepje bovenop. “Ja mam, en dan ook nog melk. Geef ons gewoon thee zeg. In melk zitten allerlei dingen waar je dik van wordt, en je krijgt er diabetes van en zelfs autisme”. “Ja”, voegt Pieter toe, “en dan ook nog die boterhammen! Nu twee, drie mee naar school, dat is een hele berg koolhydraten en suikers, en daar worden we nog dikker van”.

De twee gaan nog even door met het afkraken van alle als gezond te boek staande levensmiddelen. Mam hoort het allemaal aan en vraagt hoe ze aan die wijsheid komen. “Nou”, begint Nienke, “tijdens voedingsleer op school heeft de leraar ons verteld dat er veel slechte stoffen zitten in wat wij als gezond eten beschouwen”. “En weet je dat ook vlees en beleg heel ongezond zijn? En het eten van fruit en groente zorgt voor karies” roept Pieter. “Cariës heet dat sukkel”, verzucht Nienke.

Door al het gewauwel heen hebben de twee het ontbijt naar binnen gewerkt. “Hup, opschieten, naar school jullie” zegt mam. Terwijl ze hun jassen aantrekken roept Nienke “wat eten we vanavond”? “Hamburgers met cola, friet met veel zout en als toetje een kom chips met vette dipsaus”, zegt mam met een grijns. Twee gezichten kijken verbaasd om naar mam. Ze kijken elkaar aan met een blik alsof mam compleet gek geworden is. “Dag mam!” klinkt het in koor.



©Anja, december 2015


Een verhaal voor de WE-300. De WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Het woord voor de maand december is: gezondheid. Lees meer over de WE-300 op Platoonline.

In het land der blinden


“Hallo, Anja wakker worden, hallo”.  Het klinkt vaag, ver, vreemd. Iemand raakt haar schouder aan en ze opent verwart haar ogen. Er staat een wildvreemde man naast haar bed, vriendelijk glimlachend dat wel, en ze flapt eruit “wat doe jij hier?” De man schiet nu hard in de lach en zegt “ik werk hier”. Langzaam dringt alles weer tot haar door. Ze zag wormpjes en zwarte stipjes, ging daar toch maar mee naar de huisarts, zat een dag later in het ziekenhuis en op dag twee was ze geopereerd omdat het netvlies in haar linker oog los zat. En nu werd ze wakker geschud uit de heerlijke vergetelheid van de narcose.

Een week verder merkt ze dat, ook al ziet ze nog weinig in de letterlijke betekenis van het woord, ze toch ontzettend veel kan ‘zien’. De lieve goede vriend die haar steeds op en neer brengt naar het oogziekenhuis (een rit van 140km), de ontzettend mooie bos bloemen een dag na de operatie van haar sportschool-collega’s, de vele lieve persoonlijke kaarten (soms inclusief chocola), de vele mensen die bellen en appen. Zo hartverwarmend, zo fijn.

Ook alle ellende van de wereld komt ‘binnen’. Ze moet rusten dus kijkt zo goed en zo kwaad als het kan tv. Je suis Charlie, een Joodse supermarkt, Boko Haram, noem het maar op.  De wereld draait door, en dan heb ik het niet over dat tv-programma met die hoogst irritante presentator. Onverdraagzaamheid, ongelijkheid, haatzaaierij over en weer.

Zo ontzettend blij als ze is dat ze het zicht in haar beide ogen nog heeft, zo ontzettend hoopt ze dat iedereen op de wereld zijn ogen opent en we elkaar zien zoals we zijn: mensen, allemaal hetzelfde, ongeacht geloof, overtuiging of huidskleur. Allemaal op zoek naar vrijheid, vrede en geluk.


©Anja, januari 2015

Een verhaal voor de WE-300. De WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Het woord voor de maand januari is: waarnemen, Lees meer over de WE-300 op http://platoonline.wordpress.com. 

Burned but not broken



Het kwam zomaar van de ene op de andere dag. En toen het even plotseling weer weg was werd het haar op een pijnlijke en harde manier duidelijk: er was meer schade aangericht dan ze aanvankelijk dacht en voor mogelijk had gehouden. Deze orkaan vol leugens had een ravage achtergelaten, een ruïne van wat ooit was.

In eerste instantie vond ze het lege en verlatene wel best. De boel was om haar heen ingestort en daar kon ze wel mee leven dacht ze. Ze had voor hetere vuren gestaan toch? Ze merkte wel dat het steeds verder afbrokkelde, als een niet te stuiten erosie. 
En ze had geen rekening gehouden met het vechtertje in haar, dat kleine stemmetje dat het altijd beter lijkt te weten. Dat maar bleef fluisteren “dit gaat niet vanzelf over, je zult hard aan het werk moeten, anders wordt het nooit meer bewoonbaar”.

Het duurde een paar maanden voor ze over een opknapbeurt begon na te denken. Ze ging steeds meer inzien dat ze de boel overhoop moest halen. Het afbreken had iemand anders gedaan, zij was de enige die het weer kon opbouwen. Steen voor steen, dag voor dag. Als ze nu niet ingreep bleef er alleen een braakliggend terrein over. 
Dus stroopte ze de mouwen op en ging aan het werk. Rigoureus, soms rancuneus, af en toe radeloos, vol vragen, onbegrip en ongeloof. Maar altijd met een niet aflatende volhardendheid. Ze zou dit voor elkaar krijgen, ze moest dit voor elkaar krijgen.

Meer dan een jaar heeft ze gebouwd, gemetseld, gevoegd, verbouwd en opgebouwd. Het is nog lang niet af, maar de fundamenten zijn weer sterk. Sterker dan ooit eigenijk. Zij gelooft er weer in. Haar enige twijfel zijn die muren er om heen... zal ze daar ooit weer een deur in maken?



©Anja, september 2014.


Een verhaal voor de WE-300. De WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand september is: renoveren. Lees meer over de WE-300 op http://platoonline.wordpress.com/.

Er was eens...


… een meisje van zes jaar oud. Ze zat keurig aan haar tafeltje in het klaslokaal. Het was donker, de gordijnen voor de ramen waren dicht en de lichten waren uit. Het lokaal werd alleen verlicht door de lampjes in de kerstboom en de kaarsjes op de bureautjes.


Op het tafeltje van het meisje stond een kaarsje in de vorm van een sneeuwpopje. Het twinkelende licht van het vlammetje weerspiegelde in haar grote bruine ogen, die gefixeerd waren op de leraar die aan het voorlezen was. Bijna ademloos luisterde ze, helemaal opgaand in de barre omstandigheden in de stal in Bethlehem en vooral de komst van de wijzen uit het oosten. Dat kindeke Jezus vond ze niet zo interessant, maar die wijzen uit het oosten die wierook en mirre meebrachten… In het kleine koppie stapelden de vragen zich op: wat is mirre en wierook, en hoe wisten die wijzen nou waar het kindeke Jezus lag? Voor het zesjarige meisje was dit een van de mooiste ‘sprookjes’ die ze kende.
Maar kleine meisjes worden groot. De volwassen uitvoering van het meisje heeft nog steeds niet zoveel op met het kindeke Jezus en eigenlijk mag het hele kerstfeest haar gestolen worden. In sprookjes gelooft ze al lang niet meer.
Soms denkt ze terug aan die magische viering van Kerstmis op de lagere school en hoe ze als kind opging in wat verteld werd. Wat dat laatste betreft leeft het kind nog steeds in de volwassen vrouw.
Ze lezen, beluisteren en verzinnen, in alle vormen en het liefst zo spannend mogelijk. Sommigen zullen misschien nooit verteld worden, anderen zijn te bizar voor woorden, en er zijn er die op een dag als echte waarheid naar boven komen. Hoe dan ook: het volwassen meisje kan zich er nog steeds helemaal in verliezen.



©Anja, november 2013.

Een verhaal voor de WE-300. De WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand november was: verhalen. Lees meer over de WE-300 op http://platoonline.wordpress.com/.

Ontmoetingen

“Sometimes people are like ships passing in the night”.
Dit werd mij ooit gezegd door een oude Schot. Wijze woorden, met een diepe kern van waarheid.
Dagelijks komen we mensen tegen, tijdens ons werk, boodschappen doen, sporten, uitgaan. Sommigen vallen ons niet op. We lopen iemand voorbij op straat zonder echt te kijken. Een halve dag later weten we nog wel of het een man of vrouw was, maar op de vraag wat hij of zij voor kleur ogen had kunnen we geen antwoord geven.
Ontmoetingen met wildvreemden in een café of op vakantie… Je praat met elkaar, oppervlakkig. Gezellig, voor zolang het duurt. Zo af en toe zit daar iemand bij met wie we een goed gesprek hebben, zoals ik destijds met die oude schotse man (hoewel ik door zijn Schotse accent de helft waarschijnlijk niet goed verstaan heb!). Daarna gaat ieder zijn eigen weg en kom je elkaar nooit meer tegen. Dat geeft ook niet, dat zijn die “ships passing in the night”. Een mooie herinnering die een kruimelspoortje achterlaat.
Er zijn ook toevallige ontmoetingen met een grote impact. We komen iemand tegen met wie de klik er is. Een voor anker gaan van twee ronddobberende schepen. Er groeit een band, soms zelfs liefde. Als deze mensen uit ons leven verdwijnen doet dat pijn. Ze gaan op zoek naar een andere haven en laten ons als een op drift geraakt schip op stormachtige zee achter, losgeslagen van de boei, wanhopig proberend niet te verdrinken. Ook al zijn ze verder gegaan zonder ons, vergeten zullen we ze nooit. Daarvoor zijn de sporen die ze achterlaten te diep. We blijven hun sporen nog lang volgen, in de hoop dat we die mensen weer terugvinden. Totdat de sporen uiteindelijk vervagen, we in rustiger vaarwater komen en misschien zelfs bij een veilige haven.

©Anja, juni 2013.

Een verhaal voor de WE-300. De WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand mei/juni was: indrukken. Lees meer over de WE-300 op http://platoonline.wordpress.com/.

Celebrating life


Ze keek naar het huisje en heel even aarzelde ze. Gluren bij de buren oké, maar naar binnen stappen in het leven en de privacy van een ander ging een stap verder. Het was nogal illegaal, ook al was het huisje onbewoond. Maar tegelijkertijd was er die adrenaline rush. De spanning van het betrapt kunnen worden. De nieuwsgierigheid naar wat er allemaal te zien was.  Haar rebelse en avontuurlijke aard nam zoals zo vaak het heft in handen en ze wurmde zich langs het openstaande hek.

Dwalend door het huis ontvouwt zich, kamer na kamer, een stukje leven van onbekende mensen. Hoe langer ze rondkijkt, hoe meer vragen er in haar opkomen. Wie woonden hier, wat deden ze in het dagelijks leven, waren ze gelukkig of verdrietig, of gewoon zoals iedereen een mix van allebei?

Ze bekijkt de nog aanwezige inventaris en zoekt naar hun passies, hun dromen. Haar oog valt op het spiegeltje op de vensterbank in de slaapkamer. Wie had daar in gekeken? Waar had die persoon aan gedacht als hij of zij de tuin in keek?




In de woonkamer staat een koperen keteltje op de kachel, klaar om water te koken voor de thee. Een paraplu wacht vergeten in een hoek... 








Een zonnestraal verlicht een kledingborstel in de vensterbank... 







Op de eettafel staan flesjes bier, een bosje verwelkte bloemen, geweerhulzen en een blik Quality Street. Alsof ieder moment de bewoners weer thuis komen, een stoel pakken en gezellig een potje gaan kaarten.


Na een laatste blik verlaat ze het huisje langs dezelfde weg als ze gekomen is. Ze hoopt dat de dromen van de bewoners zijn uitgekomen en dat zij op hun manier van het leven hebben genoten. De paar achtergebleven spullen op de eettafel doen vermoeden van wel. “Celebrating life”, op een ingetogen manier.



©Anja, april 2013.

Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand april is: vieren. Lees meer over de WE-300 op http://platoonline.wordpress.com

De foto's zijn door mij gemaakt tijdens een urbextrip. 
Meer foto's op As seen by Anja
 

Zomaar een gebouw




Mijn geschiedenis is begonnen in 1902. In een tijd zo anders als deze. Een tijdperk waarin de trein een prominente rol speelde. De wagons reden langs mijn flanken en hielden stil onder de overkapping. De goederen werden door de beambten gecontroleerd en overgeladen in andere wagons. Daarna werden ze verder vervoerd, binnen en buiten de landsgrenzen.

In 1975 heeft men mij niet meer nodig. Ik ben niet modern genoeg, er zijn betere faciliteiten op beter bereikbare plaatsen. 
Maar ik geef mij niet zomaar gewonnen! Drie jaar later ben ik het decor in een korte speelfilm. Ik heb een rol als mijzelf, overlaadstation. Er worden nu echter geen goederen overgeladen, maar mensen. De treinen vertrekken naar Duitsland, enkele reis.

Daarna raak ik enigszins in de vergetelheid en vrees ik het ergste. Tot ik in 2003 tot monument word verklaard. Er gloort hoop! Ik heb er het volste vertrouwen in dat ik word opgeknapt en verzorgd en weer in volle glorie zal stralen. Niets is echter minder waar. Er is sinds die tijd niets meer met mij gedaan. 

Er gebeurt echter des te meer rond en in mij. Al jaren krijg ik bezoekers over de vloer. Het is een heel divers publiek en niet allemaal komen ze met goede bedoelingen. Sommigen noemen zich kunstenaars: ze spuiten mijn muren vol met graffiti, onzinnige leuzen en onbenullig geklieder. Er is zelfs een oog op een van mijn deuren geschilderd. Als ik eens kon vertellen wat dat oog allemaal al heeft gezien…


Er komen feestvierders met kratten bier en drugs, ze blijven tot diep in de nacht en vertrekken dan, hun rommel achterlatend. Ik fungeer als hotel voor zwervers en daklozen, zij zoeken beschutting en warmte.
En soms komen er fotografen. Zij komen met hun camera’s en statieven en nemen foto’s van alle muren, ramen, hoeken en gaten. Ze behandelen mij met respect en verwonderen zich over mijn schoonheid. Op die momenten straal ik. Na ruim 100 jaar komen mensen nog steeds om mij te bewonderen. Ook al ben ik een bouwval, ik ben wel een bouwval met allure!



 “Take nothing but pictures, leave nothing but footprints”. 






©Anja den Tieter, maart 2013. All pictures taken by and owned by Anja den Tieter. 






Het haasje


De man keek hoopvol over zijn schouder. In de korte, vluchtige blik die hij op mij wierp las ik de vraag: hoe lang gaat ze dit nog volhouden, wanneer kan ik haar afschudden. Ik keek stoïcijns terug, gaf geen krimp. 

Ik zat al ongeveer twintig minuten achter hem aan. Soms met een behoorlijke afstand tussen hem en mij, het andere moment liep ik op hem in. Hij leek dat aan te voelen. Tot twee keer toe had hij zijn tempo plotseling verhoogd, om me uit te putten. Maar dat ging hem niet lukken. Ik was te vastberaden, te gemotiveerd. Ik zou hem niet laten lopen. Mijn eerste doel was hem te grazen nemen, hem verpulveren. 

Uiteraard voelde ik ook de vermoeidheid opkomen. Ik was al anderhalf uur onderweg. Mijn spieren begonnen een klein beetje tegen te stribbelen, mijn kuiten een beetje te verzuren. Ik maakte een snelle rekensom, in dit tempo was het nog hooguit vijftien minuten. Ik moest nu toeslaan anders zou hij nog ontsnappen.

Ik voerde mijn tempo langzaam op. Niet te snel, ik moest rekening houden met het terrein.  Ik was hier bekend en wist dat het de komende twee kilometer vals plat omhoog ging. Zou hij ook weten dat die stijging zo lang zou duren? Ook hij begon nu sneller te lopen, voelde mijn hete adem in zijn nek. Een goed teken, hij begon hem te knijpen. Ik naderde hem nu redelijk snel. Nogmaals keek hij om, ik las de verslagenheid in zijn ogen, hij gaf het op. Dit gaf me vleugels. Ik haalde hem met gemak in, erop en erover! Tijdens het passeren glimlachte ik eens lief naar hem en rende door. De man, die ik als haas had gebruikt, verslagen achter mij latend. Op naar de finish en een persoonlijk record. 



© Anja, februari 2013


Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand februari is: jagen. Lees de introductie voor dit woord op http://platoonline.wordpress.com.


Voor altijd bestaat niet

Hij staat besluiteloos voor de kledingkast. Wat moet hij inpakken, wat moet hier blijven? Haar ondergoed en kousen had hij al in de tas gestopt. Samen met haar nieuwe toiletspulletjes. Haar plankje in de badkamer leeg ruimen was hem te definitief. Daarom had hij alles opgeschreven en het nieuw gekocht, zodat ze de nieuwe set mee kon nemen.
Zijn hand streelt onbewust het zachte wol van haar donkerblauwe lievelingsjurk. Die zou ze vaak willen dragen. En het witte vestje met het kanten kraagje. De geruite groene rok met het groene twinset dat haar altijd zo mooi stond…

Peinzend draait hij zich om. Zijn blik valt op haar kaptafel en de bijouteriedoos. Ze kan niet weggaan zonder haar gouden oorbellen, haar ring met camee, de parelketting die hij voor haar 25e verjaardag had gekocht. Hij pakt de doos en gaat op de rand van hun bed zitten. Het bed waar hij vanaf vandaag, voor het eerst van zijn leven, alleen in zou liggen.

Plotseling wordt het hem te veel. De tranen biggelen over zijn wangen. Verdriet, woede, angst, de emoties vechten zich een weg naar buiten. Hij huilt en schreeuwt tegen de muren van hun slaapkamer. Hij begrijpt dat ze niet meer thuis kan wonen, maar accepteren kan hij het niet. Vorige maand hadden de wijkverpleegster en zijn huisarts de woorden uitgesproken die hij al zo lang vreesde te horen. “Meneer Jansen, uw vrouw is dement en zij is een gevaar voor zichzelf en haar omgeving. Dit kunt u niet meer alleen. We laten haar opnemen op de gesloten afdeling in een verpleeghuis.” De woorden galmden nog na in zijn oren. Zijn Netty, met wie hij al 60 jaar getrouwd was, opgenomen in een verpleeghuis. Maar hij mag niet mee. Hij is nog “te goed”. Hij blijft alleen achter. Zonder haar.


©Anja den Tieter, 15-11-2012

Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand november is: scheiden. Lees de introductie voor dit woord op http://platoonline.wordpress.com.

Uw bloed, onze zorg


Bloed! Ik ruik schoon, onbedorven bloed, niet verziekt door vetten, drugs of andere rommel.
Dat is lang geleden. Wat ik de laatste decennia voorgeschoteld kreeg als ik mijn tanden in een nek zette…

Ik ben al ruim 300 jaar vampier, een expert als het op bloed aankomt, ervaringsdeskundige zeg maar.
Vroeger, toen de mens nog dicht bij de natuur stond, dronken wij heerlijk, gezond, puur bloed. Met het toenemen van de welvaart ging de mensheid over op junkfood en magnetronmaaltijden, vol verzadigde vetten, zout en kleurstoffen. Sigaretten, alcohol en softdrugs werden een maatschappelijk geaccepteerde bezigheid.
Heeft u weleens bloed geproefd met een te hoog cholesterolgehalte? Het smaakt als gestolde jus. Een hoog alcoholpromillage in het bloed? Wij vampieren zijn geheelonthouders. Bloed van een kettingroker? Hier zit nauwelijks zuurstof in, vergelijk het met een glas cola waar de prik vanaf is. Niet te pruimen hé? De geur van alcohol en rook houdt ons trouwens beter op afstand dan tien strengen knoflook, het is maar dat u het weet.

Kortom, de afgelopen decennia waren geen culinair feest voor ons. We vermagerden sterk, werden ziek door vergiftigd mensenbloed. De vampierenpopulatie begon uit te sterven.
De criminaliteit onder vampiers steeg schrikbarend. Ik zie u uw wenkbrauwen optrekken. Criminaliteit onder vampiers? Jazeker! Ook wij hebben onze wetten. Het bloed van kinderen en dieren is verboden. Maar de laatste jaren is het veelvuldig voorgekomen dat een vampier,  die met rammelende maag in zijn kist lag, de verleiding van een mals lammetje niet kon weerstaan. Ook het aantal overvallen op bloedbanken is sterk toegenomen. Fastfood voor vampieren, een soort McDonalds.

Dus lieve mensen, wij juichen uw gezondere levenswijze toe. Behandel uw lichaam als een tempel. Eet gezond, rook en drink met mate en sport wat meer.
Dan breken voor ons vampieren de zeven vette jaren weer aan!

©Anja den Tieter, 20-10-2012

Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand oktober is: verzorgen. Lees de introductie voor dit woord op http://platoonline.wordpress.com.

Uitgerookt


Ik sta ademloos in de gangkast terwijl ik de voetstappen dichterbij hoor komen. Mijn hart bonkt in mijn keel, het zweet parelt op mijn voorhoofd. De voetstappen stoppen… Shit! Dadelijk moet er iemand in de kast zijn en dan… Op dat moment komen de voetstappen weer in beweging. Ik slaak een zucht van verlichting en mijn hartslag loopt enigszins terug naar een minder gevaarlijk hoog ritme.
Ik durf het licht niet aan te doen omdat het schijnsel in de gang zichtbaar zal zijn. Dus zak ik door mijn knieën en op de tast zoek ik mijn aansteker. Ik voel van alles in het donker en denk er verder maar niet bij na wat ik allemaal vast pak. Eindelijk voel ik het gladde plastic van de aansteker. Gelukkig! Ik kom weer overeind en moet een beetje om mezelf lachen. Op dat moment hoor ik weer voetstappen, en ditmaal stoppen ze, recht voor de deur van de gangkast. Er zal toch niemand… Oh, alstublieft, laat het niet gebeuren! Ik hoor niets meer. Is de persoon al doorgelopen zonder dat ik het gemerkt heb of staat er nu iemand voor de deur? Oh, wat een gedoe is dit. Maar ik moet het weten. Langzaam zak ik weer door mijn knieën en ik gluur door het sleutelgat. Het enige dat ik zie is een groot bruin oppervlak van ribfluweel met daarboven een rand donkergroen. Ik identificeer het bruine oppervlak als het zitvlak van meester De Groot. Oh nee, laat hem doorlopen, laat hem in godsnaam doorlopen. Gelukkig wordt mijn schietgebedje verhoord, meester De Groot begint te neuriën en loopt langzaam door. Ik haal weer adem en probeer mezelf tot rust te manen. Ik heb het echter helemaal gehad. Ik stop de aansteker en de sigaret die ik stiekem wilde roken terug in mijn tas, doe voorzichtig de deur open en glip de gangkast uit. Dat roken moet maar even wachten.



I'm your hell, I'm your dream, I'm nothing in between - ik ben Anja

Eigenlijk durf ik dit niet, maar hier een inkijkje in mijn persoontje. Een kleine biografie. Een momentopname, want niets is zo veranderlijk als een mens. En lees het zoals ik het geschreven heb: met een vette knipoog!


Hoe was jij als kind?
Een vrolijke spring in’t veld met pijpenkrullen en altijd een lach op mijn gezicht. Mooie herinneringen aan de vakanties. In de auto, met tent en de halve huisraad (ja inclusief de zak aardappelen!), naar Oostenrijk of Zwitserland. Lange dagtochten in de bergen, zwemmen in ijskoude meertjes, ravotten in snelstromende beekjes, als ik er aan terugdenk word ik weer blij.
Wat me verder zo te binnen schiet: bezoekjes aan mijn oma waar ik midden in de zomer het hele huis vol kerstversiering mocht hangen; kikkers vangen in de weilanden; slootje springen en drijfnat thuiskomen met kroos in mijn haar; op het dak van de school klimmen en er niet meer vanaf kunnen zodat de brandweer moet komen… Ik kan zo nog uren doorgaan.

Verder had ik toen al een enorme fantasie. Mijn poppen en beren kregen alle verhalen te horen die ik maar kon verzinnen. Ik ging ook rustig bij de groenteboer op het trapje zitten en daar in een volle zaak een heel verhaal vertellen, ik verzon het ter plekke. Opstellen schrijven op school vond ik geweldig, het lukte me alleen niet al mijn fantasie op slechts 1 A4 neer te schrijven.

Op mijn 11e overleed mijn vader aan kanker, na een ziekbed van slechts drie maanden. De in mijn meisjesogen stoere vader eindigde als een zieke man van 37 jaar jong en slechts 50kg. Ik zal dat beeld nooit meer van mijn netvlies krijgen.
Door deze gebeurtenis is mijn leven ingrijpend veranderd en was mijn jeugd over, ook al besefte ik dat pas jaren later. Mijn moeder is sindsdien ontelbare keren overspannen en depressief geweest, heeft meerdere zelfmoordpogingen gedaan en ontpopte zich tot een egoïstische, narcistische en vooral manipulatieve persoonlijkheid die steun, troost en zorg van haar jonge dochter verlangde. Tot op de dag van vandaag is zij het slachtoffer omdat ze zo jong weduwe werd; ze heeft er nooit bij stilgestaan hoe het was voor haar 3-jarige zoon en 11-jarige dochter om hun vader te verliezen.
Als volwassen vrouw heb ik deze ervaringen een plek kunnen geven. Achteraf gezien ben ik er goed vanaf gekomen. Met wat ik op zo’n jonge leeftijd voor mijn kiezen heb gehad, had ik ook zomaar een vaste klant bij de GGZ kunnen zijn. Of de eerste Nederlandse vrouwelijke seriemoordenaar omdat ik vroeger niet begrepen werd hahaha. Maar volgens mij ben ik redelijk normaal en ongevaarlijk.

Uiteraard liggen in de ervaringen uit mijn jeugd de wortels van mijn (galgen)humor, positiviteit, zelfstandigheid en relativeringsvermogen. En ook de drang om dingen die ik wil doen vooral niet uit te stellen tot morgen (ik griezel van de opmerking “als ik met pensioen ben dan ga ik….”). En een altijd optimistische levenshouding: een dag niet gelachen is een dag niet geleefd, niet zeiken over zaken waar je toch niets aan kunt veranderen, en zet de bloemetjes buiten want voor je het weet zit je zelf in een vaas.

Wat is jouw passie?
Dat zijn er meer dan één. Motorrijden: op dit moment heb ik zelf geen motor maar ik reed een Suzuki GSX-R750, voor de niet-kenner, dat is een supersport, zo’n ‘buikschuiver’. Ik kick op snelheid, heerlijk plat door de bochten of het gas open op de Duitse autobahn of het circuit. Het heeft me ook wel wat geld aan bekeuringen gekost want oom agent is er meestal wel als ik hem net niet nodig heb. Ook altijd leuk was in leren motorpak op mijn werk arriveren en dan vijf minuten later in rok, blouse en hoge hakken weer uit het toilet opduiken; er zijn mensen die nu nog denken dat ik een tweelingzus heb!
Hardlopen: van een rustige 5km tot de marathon. Ik heb de marathons van Rotterdam, New York en Berlijn gelopen, geen wereldrecords helaas (ik ben een opgevoerde slak), maar wel vol trots dat ik ze heb uitgelopen.

Wat/wie lees je graag
Voornamelijk psychologische en literaire thrillers. Ben een grote fan van Mo Hayder en Karen Slaughter. Daarnaast ben ik ook gek op reisverslagen en boeken over beklimmingen van de Mount Everest, K2 en expedities.

Wat is je favoriete voedsel?
Sushi! En kaasfondue. Maar liever niet tegelijkertijd.

Wat zijn je hobbies?
Sporten (hardlopen, spinning). Lezen en uiteraard schrijven. Kijk ook heel graag naar films, zolang ze maar spannend en/of griezelig zijn.

Heb je vreemde gewoonten?
Ehh… ik zeg zelf altijd dat ik prettig gestoord ben en daarom zoveel lol in mijn leven heb. Dus ik zal ongetwijfeld vreemde gewoontes hebben. Is het vreemd als je keihard in de auto met de radio meezingt, ook zomers als je vergeet dat je raampje open staat? Of als je om de een of andere reden altijd struikelt, ook als er niets is om over te struikelen (ik struikel nog over de middenstip op een leeg voetbalveld). Of als je altijd iets grappigs ziet gebeuren op straat en dan de slappe lach krijgt, ook als je alleen bent, zodat andere mensen denken dat je gek bent?

Heb je huisdieren?
Ja, ik woon samen met Harley, een rode kater van het merk Maine Coon. Een eigenzinnig tiepje dat thuis eigenlijk de dienst uitmaakt.

Wat speelt er nu een grote rol in je leven?
Keihard werken om een nieuw tweedehands autootje bij elkaar te sparen voordat mijn huidige het echt begeeft.

Hoe zit het op liefdesgebied?
Na twee huwelijken en nog eens twee lange relaties nu single. Kijk met plezier op mijn relaties terug, geen bitterheid of vijandigheid. Ik geloof alleen niet meer in “voor altijd”. Wil zeker niet de rest van mijn leven single blijven, maar zit ook niet te wachten op een zappende zeur op de bank. Een aantal bekende vrouwen geeft denk ik het goede voorbeeld: een lat-relatie, bij voorkeur met een brok temperament van minimaal 10 jaar jonger, en dan de uitvoering van bijgaand fotootje… ohlala ;-)

Wat gaat jou aan het hart?
Een hele goede vriend van me die het om diverse redenen heel moeilijk heeft.

Waar heb je een hekel aan?
Oneerlijkheid en achterbaksheid. Onrechtvaardigheid. Discriminatie. Negativiteit. Bumperklevers. Spinnen. Mensen die kauwgom eten met hun mond open.  


© Anja den Tieter, 21-9-2012

Ook gepubliceerd op www.boekvoorhaar.nl, als bijdrage aan 'wie ben ik'/


Dag 187 – woensdag 19 september

Iedere week publiceren wij een hoofdstuk uit het dagboek dat onlangs is gevonden op een onbewoond eiland in de Pacific. Vandaag dag 187…


Vanmorgen wakker geworden toen de warmte van de zon mijn hut in een oven veranderde. Bijna de hele nacht wakker gelegen door het gekrijs van de apen. Het klonk niet zo vijandig als twee nachten geleden, toen er een flinke strijd werd geleverd om de plek voor het alfa-mannetje. Nee, vannacht klonk het vriendelijker, alsof ze plezier hadden. Maar ik lag er van wakker. Ik merk dat nachtrust een van de belangrijkste voorwaarden is om te overleven. Naast eten en drinken natuurlijk. Mijn verzwakte lichaam heeft slaap nodig. Overdag is het te heet om te slapen. ’s Nachts houden de apen me wakker. En die andere geluiden. Soms kan ik het even niet meer hebben. Maar goed, het is tijd voor mijn wasritueel.

Ik sta op van mijn bed. Had ik al verteld dat ik gisteren mijn bed ‘verschoond’ heb? Hahaha, echt waar! Heb de palmbladeren weggehaald en vervangen door verse bladeren. Als ik mijn ogen dicht doe kan ik bijna de pasgewassen lakens van thuis ruiken, de frisheid van Lenor… Ik loop naar de waterkant en zeep mijzelf in met zand. Mijn huid is inmiddels gewend aan deze dagelijkse scrubbeurt. Vervolgens loop ik het water in en laat me achterover vallen. Ik dobber even doelloos op mijn rug, draai me dan om en begin aan mijn lichaamsbeweging. Tien keer heen en weer tussen mijn hut en de scheefstaande palmboom verderop, borstcrawl heen, rugcrawl terug. Alle gedachten dring ik even weg, mijn geest is leeg. Ik zwem.

Na mijn ontbijt, bestaande uit de laatste restjes kokos en twee slokken ananassap, pak ik mijn zakmes en rugzak. Er moet een nieuwe voorraad proviand komen, ik ben zo’n beetje door alle vruchten en noten heen. De dode aap die ik eergisteren heb gevonden, heb ik gevild en schoongemaakt. Het vlees hangt in de zon te drogen. Ik denk dat dit nog een dag of twee moet blijven hangen omdat ik nog steeds zo hier en daar wat maden zie kruipen. Ooit heb ik eens gelezen dat het laten drogen in de zon het verrottingsproces versneld. Daarna kan ik het veilig eten. Hoop ik. Diarree door het eten van bedorven vlees is meer dan alleen lastig, het zou weleens mijn dood kunnen zijn.

Ik ga op pad en loop achter mijn hut het oerwoud in. Naast mijn zakmes neem ik voor alle zekerheid ook de bijl mee. Als verdediging. Niet voor de apen, nee, zij hebben me inmiddels als één van hun geaccepteerd en zien mij als volkomen ongevaarlijk.
Het zijn die andere geluiden die ik ’s nachts soms hoor. De kreten van pijn, het ijselijke gegil waaruit pure angst spreekt, de daarop volgende stilte die nog veel beangstigender is. In het begin was ik dolblij de kreten te horen. Ik was er van overtuigd dat ik toch niet de enige was die de crash met de Boeing in zee had overleefd, dat er ergens op het eiland nog iemand was aangespoeld. Zwaargewond misschien, vandaar de kreten. Ik heb dagenlang over het eiland rondgelopen, roepend, zoekend naar een spoor van menselijk leven. Tot nu heb ik het niet gevonden. Tenminste, geen menselijk leven. Maar er is wel degelijk iets op dit eiland, iets wat leeft maar niet tastbaar is. Het is ronduit kwaadaardig en het maakt me doodsbang.

Maar ik zal toch moeten eten. Dus ik moet het oerwoud in. Er is een gedeelte op dit vermaledijde eiland waar de kokosnoten en ananassen bijna vanzelf uit de bomen vallen, waar de lekkerste noten en eetbare planten groeien. Waar ik in een halve dag genoeg proviand vind om weer een dag of drie te overleven. En er is die bron, met zoet water. Onbegrijpelijk. Een eiland midden in de Pacific, en dan komt er zoet water uit de rotsen. Het is een stukje paradijs op aarde. Maar zeker niet onbewoond. Dit gedeelte is het territorium van iets.

Beste vinder van dit dagboek, als u dit leest betekent dit dat ik te dicht in de buurt ben gekomen van dat andere dat hier op het eiland aanwezig is. En het betekent ook dat ik die ontmoeting niet heb overleefd. Ik kan u de details van mijn, vermoedelijk wrede, dood niet vertellen. En dat is denk ik maar goed ook. U zult de horror van wat mij overkomen is niet willen en kunnen begrijpen, laat staan geloven.
Maar tot die tijd zal ik dagelijks in dit dagboek blijven schrijven. Ik zal vertellen over wat ik zie, eet, ruik maar vooral voel. En ik zal blijven vertellen over mijn hoop. De hoop dat iemand uiteindelijk het wrak van de Boeing gaat zoeken. En mij vindt. Op tijd.

© Anja den Tieter, 19-09-2012
**********

Dit verhaal is een inzending op de schrijfwedstrijd van Schrijfatelier Alicia, gepubliceerd via www.boekvoorhaar.nl.


 

Gebroken gelofte

Het luiden van de klokken betekent dat het vier uur in de ochtend is, tijd voor het ochtendgebed. Ze heeft nauwelijks geslapen, zoals zoveel nachten.
Ze stapt uit bed en wast haar gezicht met het koude water uit de waskom. Daarna trekt ze haar habijt aan en duwt haar haar onder de kap.

De zusters lopen in stilte naar de abdij voor het ochtendgebed. Kon ze maar met iemand haar probleem bespreken. Ze is toch niet de enige die worstelt met vragen over liefde, seksualiteit of vrijheid?
Maar praten mag alleen tijdens het eten en dan zijn ze met de hele groep bij elkaar. Je afzonderen met een andere zuster of novice is niet toegestaan. Privacy is een onbekend begrip in het klooster.
Haar ouders vinden dat non worden haar roeping is, een vruchtbaar leven in dienst van haar geloof. Ook zij heeft dat heel lang gedacht, hoogstwaarschijnlijk mede ingegeven door de druk van haar ouders en grootouders.

Vandaag moet ze een definitieve beslissing nemen. Over twee dagen legt zij haar eeuwige geloften af. Dan is er geen weg meer terug. De innerlijke strijd verscheurt haar, deze beslissing is de moeilijkste die ze in haar nog jonge leven heeft moeten nemen. Als ze blijft zal de rest van haar leven een volledige toewijding zijn aan de dienst van God. Als ze vertrekt wordt ze verstoten door haar familie, de kerk, alles wat haar lief is maar tegelijkertijd zo is gaan tegen staan.

Na het gebed loopt ze met gebogen hoofd maar vastberaden door de gang, haar voetstappen klinken vreemd hol op de stenen vloer. De klop op de deur van de abdis is harder dan bedoeld, het “ja, kom binnen” klinkt haar hardvochtig in de oren. Alsof de abdis haar besluit al weet en haar buiten de poort heeft gezet.




© Anja, 31 augustus 2012


Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand september is: uittreding. Meer lezen of meedoen? Kijk op http://platoonline.wordpress.com.

Over vriendschap en zo…

Heel af en toe schiet het geweldige nummer van Het Goede Doel even in mijn gedachten. Vooral het refrein: “een keer trek je de conclusie, vriendschap is een illusie, vriendschap is een droom, een pakketje schroot met een dun laagje chroom”. 
De teleurstelling druipt van deze woorden af. Maar is vriendschap een illusie? Naar mijn mening is het antwoord hierop ja en nee. Ik weet het, lekker makkelijk, daar kun je alle kanten mee op.

Vriendschap bestaat, echt waar. Mensen van wie je weet dat ze er zijn, je staat voor elkaar klaar als het nodig is, je kunt alles tegen elkaar zeggen en over van alles met elkaar praten. Je hoeft elkaar niet iedere dag te zien of horen, zelfs niet iedere week of iedere maand. Maar als je elkaar dan weer ziet, dan lijkt het net of je elkaar gisteren voor het laatst hebt gesproken. Elkaar nemen zoals je bent, met alle goede en slechte eigenschappen.
Maar vriendschap moet wel groeien. Het is net als in de liefde. Je komt iemand tegen, wordt verliefd en dobbert een tijdje lekker rond op die roze wolk. Tot die roze mist optrekt en je de ware persoon ziet. Dan blijft er ofwel liefde over, ofwel niets. 
Bij vriendschap gaat het net zo. Je komt iemand tegen, er is een klik, en dan bouw je rustig aan een vriendschap. Je leert elkaar kennen, hebt lol, praat met elkaar. En het allerbelangrijkste: je leert elkaar vertrouwen. Soms ontwikkelt zich dan een vriendschap voor het leven. Soms ook niet.
Het komt uiteraard voor dat de persoon van wie je dacht dat het je vriend/vriendin zou kunnen worden, helemaal niet zo sympathiek blijkt te zijn. Dan koelt de vriendschap af en heb je daar allebei vrede mee. 
Of je komt mensen tegen met wie je het heel even heel erg leuk hebt, maar waar verder geen diepgang in zit. Like ships passing in the night. Die kom je tegen zodat je er iets van kunt leren, of zij leren iets van jou. Deze wijsheid heb ik ooit van een oude man in Schotland meegekregen. Ik vind het wel een mooie gedachte eigenlijk.
Sommige vriendschappen verwateren doordat je verhuisd bent of een heel ander leven bent gaan leiden. Ook na een (echt)scheiding worden de vriendschappen nogal eens “verdeeld”.
Allemaal heel verklaarbaar en aanvaardbaar. Het wordt lastiger als je geen clou hebt waarom een vriendschap ineens over blijkt te zijn. Als je ineens niets meer van een vriend(in) hoort of je via via hoort dat je bent ingeruild voor een andere vriend(in).

Dat  is mij in de afgelopen jaren twee keer overkomen. Een keer met een vriendin met wie ik al jaren omging, die van de ene op de andere dag incommunicado werd. Uiteraard gevraagd wat de reden was, en kreeg het “nee hoor, er is niets aan de hand!” verhaal. En hoor vervolgens weer niets meer. Natuurlijk heeft ze het druk, wie niet. Natuurlijk moet je prioriteiten stellen, wie niet. Maar verdrietig vind ik het nog steeds. Begrijpen doe ik het al helemaal niet.
De tweede keer was het een veel recentere vriendschap, die in zeer korte tijd van 0 naar 100 ging. Heel snel heel close, bijna te close. En dan wordt er iets gezegd, er gebeurd iets, iets kleins hoor, helemaal geen vreselijke of wereldschokkende dingen, en dan is een warme vriendschap ineens veranderd in een vriescel. En als je dan nog begreep hoe, wat of waarom. Of als dat “iets” nou gewoon bespreekbaar wordt gemaakt, face-to-face. Dan kun je er in ieder geval wat mee. In dit geval is bespreekbaar maken niet echt makkelijk. Heel snel van 100 naar 0. Inmiddels is ze met dezelfde snelheid een andere vriendin aan het binnenhalen. Dit is via de welbekende social media exact te volgen, er gebeurd hetzelfde als met mij vorig jaar. Ingeruild dus, zoals je een paar oude schoenen afdankt. En dat raakt me, hard. Een collega van me heeft hier een prachtige visie op: hij zegt dat sommige mensen "vrienden" zien als poppen die ze in een vitrinekast hebben staan. Soms spelen ze een tijdje met zo'n pop, totdat het leuke eraf is en dan gooien ze die weg. Ook hij spreekt uit ervaring.

Het hoort bij het leven, je ontmoet mensen en je laat mensen achter. Ik heb in dit opzicht een gezonde dosis realiteitszin en relativeringsvermogen. Maar soms ook een klein hartje. Ik vertrouw mensen niet snel. Als ik iemand wel in vertrouwen neem betekent dat heel wat en geef ik ook echt om iemand. Als je dan door dit soort mensen zo op je bek gaat, komt dat even hard aan.

Dus ja, vriendschap is soms een illusie, schroot met een heel dun laagje chroom. Gelukkig staan hiertegenover de echte vrienden, die er al jaren zijn en ook zullen blijven. Ze zijn op één hand te tellen. Dan is vriendschap werkelijkheid, een klompje goud. Die goudklompjes koester ik, voor altijd.

Even voor alle duidelijkheid: ik heb het hier over vrienden in real life, niet over Facebook-vrienden ;-) 
En ja, ik ben best teleurgesteld, maar ben niet zielig of depri. Het is soms gewoon heel erg lekker iets van je af te schrijven!


© Anja, 22-8-2012